Gebied
Garnalen vind je in zoet, zout, brak en estuarien water en bij gemalen. De zeer wijde verspreiding is en afspiegeling van het vermogen van de garnaal om zich aan te passen aan zeer verschillende ecologische omstandigheden en zich te verplaatsten.
De patronen in de getijde-, dag- en seizoenmigratie hangen samen met veranderingen in temperatuur en in minder mate met het zoutgehalte, de lichtintensiteit/daglengte en de voedselomstandigheden.
Jonge en vrouwelijke dieren trekken in het voorjaar als eersten naar de ondiepe warmere wateren. In het najaar zijn het juist de volwassen dieren die als eerste de diepte opzoeken om het risico van sterke afkoeling in ondiepe wateren te mijden.