Biologie
De sexen van de Japanse oester zijn gescheiden, maar kunnen veranderen. Larven ontwikkelen zich als mannelijke oester en veranderen tijdens hun leven in een vrouwelijk oester. Het moment van geslachtsverandering wordt bepaald door genetische processen, en nauwelijks door omgevingsfactoren.
Japanse oesters planten zich voort d.m.v. eieren vanaf hun eerste levensjaar. De bevruchting vindt extern plaats. De meeste Japanse oesters op het noordelijk halfrond paaien in juli en augustus.
Larven kunnen volwassen oesters waarnemen door de stoffen die de volwassen oesters afscheiden aan het water. Op deze manier kunnen kleine oester riffen gemakkelijk veranderen in grote. De larve metselt zich op een harde ondergrond vast, door zich met een soort ‘cement’ vast te zetten. Vestiging op een gunstige plaats is noodzakelijk want als ze eenmaal vastzitten is het voor altijd.
Oesters kunnen tot 30 cm groot worden, en een leeftijd van 20 jaar bereiken. De groei van de Japanse oester vertoont een jaarcyclus. In onze klimaatzone treedt van april tot oktober groei op, met een maximum in juni. Van november tot maart groeit de oester niet, en kan vermagering optreden.
Het DNA van deze oester is ontrafeld en daaruit blijkt dat het genetisch goed aangepast is aan het leven in getijdenwater, waar hij regelmatig te verduren krijgt met droge lucht, felle zon en vuil.
Japanse oesters hebben een tolerantie voor een temperatuur tot –5 ºC en temperaturen boven de 43 ºC overleeft de oester niet. Warme zomers kunnen mogelijk mede verantwoordelijk zijn voor massale sterfte onder de Japanse oesters. De zuurstofconsumptie van de oester neemt toe bij toenemende temperatuur en toenemende lichaamsgrootte. Oesters consumeren 80% van hun tijd onder water zuurstof. Het zoutgehalte van het water mag tussen de 11 en 34‰ liggen, waarmee de oesters bestand zijn tegen fluctuaties van zoutgehalten zoals die in een estuarium voorkomen. IJsgang veroorzaakt, net als bij mosselen, schade aan de bank.
UIT DE VISSERIJPRAKTIJK
IJsgang zorgt vaak voor het losraken van ‘brokstukken’ aan de randen van de bank. IJsschotsen die op een bank droogvallen trekken soms bij het eerstvolgende hoogwater enkele vierkante meters uit de oesterbank los.