Bestanden
Kabeljauw komt wijd verspreid voor in de hele Noordzee, maar er zijn aanwijzingen uit genetische studies dat er subpopulaties zijn die zich ophouden in verschillende deelgebieden. Deze subpopulaties mengen slechts gedeeltelijk met elkaar, waardoor er risico is op lokale overbevissing.
De bestandsomvang nam af in de jaren ’70 en ’80. Er was een kleine opleving begin jaren ’90 door een redelijke aanwas in combinatie met een tijdelijk iets verlaagde visserijdruk. Maar het bestand ligt jaren ver onder het gewenste voorzorg niveau. De lage aanwas komt mogelijk door minder voedsel voor kabeljauwlarven en een toenemende predatiedruk op jonge kabeljauw.
Sinds 2005 lijkt het paaibestand iets op te krabbelen en in 2013 is het vanuit een dal bijna op het biologisch aanvaardbare minimum teruggekeerd. . Gegevens van visserijbiologen uit 2016 laten zien dat het langzame herstel doorzet.