Biologie
Dwergpijlinktvis is de meest voorkomende inktvissoort in de Noordzee.
Het is een inktvis met een slank pijlvormig lichaam, uitlopend in een scherpe punt aan de staartzijde, die bij het mannetje langer is, tot een derde van het totale lichaam. Op de vangarmen zitten zuignapjes. De ogen zijn schijfvormig en vrij groot.
Voor de visserij is de lengte van de dieren in de zomer van belang. De meeste mannetjes zijn dan 6.5-7 cm en de vrouwtjes 8-9.5 cm lang. De lengte is afhankelijk van de tijd dat ze geboren zijn en de temperatuur waarbij ze zijn opgegroeid. De vrouwtjes zijn in de zomer groter dan de mannetjes omdat ze sneller groeien, maar de mannetjes groeien langer door en kunnen uiteindelijk een grotere lengte bereiken. De maximale lengte is 20 cm voor de mannetjes en 12 cm voor vrouwtjes.
Dwergpijlinktvis wordt maar 1-2 jaar oud. Hij trekt in het voorjaar naar de kustzone, mogelijk ook naar de Waddenzee. In juni-juli is de voortplantingsperiode, waarna de volwassen dieren sterven. Dieren of hun rugschilden spoelen een heel enkele keer in de zomer aan op de kust, na het paaien.
De eieren zijn ingekapseld in gelatineachtige trosjes, die met een steeltje aan wier of schelpen worden vastgemaakt. Na een paar weken kiemen de eitjes.
De jonge, vrij zwevende levensstadia van de dwergpijlinktvis zijn gevoelig voor de temperatuur en zuurgraad van het water en factoren zoals de productiviteit van algen, de hoeveelheid dierlijk plankton (prooi) en de visbestanden (prooi, predatoren, competitie). Groeisnelheden en sterfte in de larvale fase zijn hoog en waarschijnlijk zeer variabel
Al na 15-30 dagen gaan de jonge pijlinktvisjes over tot een leven nabij de bodem, net als de oudere dieren.
Jonge dieren van 3 maanden oud en ca. 3 cm lang, trekken in het najaar naar het diepere en dan warmere water in het midden van de Noordzee. De watertemperatuur bepaalt daarbij hoever ze van de kust wegtrekken.
Het volgende voorjaar trekt de dwergpijlinktvis, inmiddels gegroeid tot ca. 5 cm, terug naar de zuidelijke Noordzee. In dit seizoen heeft de soort een voorkeur voor warme, ondiepe kustwateren met lagere zoutgehalten. Ook de Waddenzee voldoet aan deze omgevingseisen en is daarom vermoedelijk een geschikt voortplantingsgebied voor de dwergpijlinktvis.