Biologie
Paling is een trekvis. Geslachtsrijpe schieraal trek in het najaar naar de zee om zich voort te planten. De voortplanting vindt hoogstwaarschijnlijk plaats in de Sargasso Zee omdat daar de jongste stadia van de larven zijn aangetroffen. Rijping van de bevruchte eicellen tot larven duurt enkele dagen waarna de larven met de zeestroming mee naar de kustwateren gaan. De reis naar de kust kan 1 tot 3 jaar duren.
Aangetrokken door zoetwaterlozingen langs de kust, proberen de jonge glasalen het binnenwater te bereiken waarbij ze gebruik maken van stroming en hun zwemvermogen. De periode waarin ze naar binnen trekken, is afhankelijk van de temperatuur. In zachte winters begint de intrek al in december maar meestal vindt deze plaats in maart – juni bij een watertemperatuur van ca 10 oC.
Eenmaal binnen het bereik van het binnenwater verkleuren de glasalen tot bruine juveniele alen waarna ze geleidelijk overgaan in het ontwikkelingsstadium ‘rode aal’. Nu wordt hun verspreiding niet langer bepaald door stromingen, maar kunnen ze actief ruimte, voedsel en beschutting opzoeken.
In brak water duurt het enkele jaren (2 jaar, bij 22 cm lengte) voordat het geslacht van de aal is bepaald, waarna de vrouwtjes sneller groeien dan de mannetjes. De mannelijke alen blijven 6 tot 12 jaar in het zoete water bij een lengte van 30 tot 45 cm . De vrouwelijke alen 9 tot >20 jaar bij een lengte van >50 cm. Onder normale omstandigheden bedraagt de gemiddelde leeftijd 15 á 20 jaar, maar omdat sommige alen niet meer naar zee terugkeren, kunnen in het binnenwater ook zeer oude palingen voorkomen (tot 88 jaar).
Gemiddeld genomen neemt het formaat van de paling stroomopwaarts toe. De groei van palingen is sterk afhankelijk van de temperatuur van het water. In oktober stoppen ze met eten, om pas in april weer actief voedsel te gaan zoeken. In deze periode staat de groei stil.
Palingen zijn vooral actief tijdens de nacht en warme, vochtige, zomerse omstandigheden. In de winter graaft de paling zich, afhankelijk van de temperatuur, meer in en raakt in een rusttoestand waarbij niet naar voedsel wordt gezocht.
Een bijzondere eigenschap van palingen is dat ze, dankzij de kleine goed afsluitbare kieuwopeningen, lange tijd buiten het water kunnen overleven.